Opatoshu, Dembitzer en Mayzel in de zomer van 1931 Josef
Opatoshu (1886-1954) was in 1907 naar Amerika geëmigreerd. Hij was een
van de weinige Jiddisje schrijvers die van het schrijven konden leven.
Regelmatig keerde Opatoshu terug naar Oost-Europa om lezingen te geven
en contact met zijn lezerspubliek te houden. Ook in 1931 verbleef hij
enkele maanden in Europa. In dat jaar verscheen namelijk deel twaalf van
zijn verzamelde werken bij Kletskin in Wilna. De titel van het meer dan
veertig novellen omvattende boek was Klasnkamf. (Het boek wordt
in de Literarisje bleter nr. 28 aangekondigd in de rubriek
Naje bicher, p. 544. Het is dan dus net uitgekomen.) Na het P.E.N.-congres reisde Opatoshu terug
naar Warschau. Hij had drie uur overstaptijd in Berlijn. Hier ging hij
naar het beroemde Romanisches Café – het café waar schrijvers,
journalisten en bohemiens elkaar graag troffen. Hij vroeg daar naar
Salamon Dembitzer, die er niet was, en genoot van de roddels over hem.
Met Salamon Dembitzer (1888-1964) hebben de lezers van Grine Medine
in nummer 71 kennis kunnen maken. Ter herinnering: hij was een
schrijver-journalist, afkomstig uit de buurt van Krakau. Zijn vormende
jaren bracht hij in Antwerpen en Kassel door. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog woonde hij in Nederland, daarna verhuisde hij – naar het
leek voorgoed - naar Berlijn. Begin 1933 vluchtte hij naar Holland. Het
lukte hem om via België en Portugal de V.S. te bereiken. Zijn eerst boek
verscheen in 1908, gedichten in het Jiddisj, gedrukt in Latijnse
letters. Weliswaar verdiende Dembitzer zijn brood als journalist, maar
zelf voelde hij zich een ‘echte’ schrijver. Hij publiceerde novellen en
drama’s in het Duits. Als journalist werkte hij o.a. voor de Vorwärts
(Berlijn), Berliner Tageblatt, Arbeiter Zeitung en Die
Welt am Montag (hier was hij ook mederedacteur). In 1930 verschenen
zijn roman Bummler und Bettler, het drama Wohlfartsamt en
drie nummers van zijn tijdschrift Die Clique. Een jaar later
publiceerde hij het boekje Abrechnungen met daarin drie eerder in
kranten verschenen verhalen. Het lijkt alsof hij eindelijk is
‘gearriveerd’. In deze zomer van 1931 reisde Dembitzer door Polen,
waarschijnlijk om zijn Bummler und Bettler aan de man te brengen.
In Warschau was hij op 11 juni 1931 te gast bij de redactie van de krant
Haint, zoals blijkt uit een kort berichtje in die krant. In die
stad had hij natuurlijk ook contact met Nachmen Mayzel en Josef Opatoshu.
De schrijver, redacteur, uitgever en cultureel activist Nachmen Mayzel
(1887-1966) was van 1925-1938 redacteur van het weekblad Literarisje
bleter. In de Literarisje bleter werden prompt twee teksten
van Dembitzer afgedrukt: in no 26 Hamsun (p. 497, eerder in
Clique 1, mai 1930) en in no 28 Main feter (p. 537-539,
oorspronkelijk in 1922 verschenen als Mein Onkel, herdrukt in
1931 in Abrechnung).
Mijn beste Dembitzer, Wat een pech. Ik heb uw brief aan de administratie laten zien. Ze hebben u gestuurd: "Di tentserin", "1863" en het drama "Osjer Lemlin" van Lejeles. De boeken zijn aangetekend verzonden. Vandaag informeren ze bij de post. Als er binnen een dag of drie, vier geen antwoord komt, stuur ik u andere exemplaren. Groeten uit Holland. Er zijn daar geen getalenteerde schrijvers. Ze kennen u daar. Op de terugreis was ik drie uur in Berlijn. Ik was in het Romanisches café, heb het over u gehad. Het feit dat u veel vijanden hebt doet me genoegen, graag zou ik uw boek "Bummler und Bettler" willen lezen. Stuurt u het, als u kunt. In vriendschap, Schrijf! Dembitzer stuurt het gevraagde boek. Opatoshu
leest het in één ruk uit en is heel lovend. Hij beveelt iedereen het
boek aan. Tegen Mayzel zegt hij dat het in het Jiddisj vertaald moet
worden. Ook belooft hij als hij weer terug is in New York met een krant
over eventuele publicatie te zullen praten. Voor zover bekend, is er
echter nooit een vertaling van Bummler und Bettler in het Jiddisj
verschenen. zie hier de uitgeschreven Jiddisje tekst 16/VII/31 Mijn beste Dembitzer, Ik heb uw "Bummler & Bettler" in één ruk uitgelezen. De vorm is oud, het is eerder beschreven dan geschreven, en toch laat het je niet los, het ademt iets nieuws uit. Misschien zit het hem in uw artistieke oprechtheid? Dit boek, zei ik tegen Mayzel, moet in het Jiddisj vertaald worden. In het najaar zal ik het er misschien met een krant in New-York over hebben. Tot dan blijf ik het aan iedereen aanbevelen. Hoe gaat het ermee, Dembitzer? Ik zou u dankbaar zijn als u een uitgever voor mijn "Di tentserin" kon vinden. Ik denk dat mijn verhaal "Lintsjerai" best wat voor een Duitse krant zou zijn. Schrijf een paar woorden. Tot 1 augustus blijf ik in Warschau. Ik zal u onderweg schrijven. Met vriendschap, uw J. Opatoshu Mijn New-Yorker adres op de tweede bladzijde:
I/X 1931 מײן ליבער דעמביצער
כ'בין
הײנט אנגע- Kant Hotel Kantstr
אײער, י. אָפאַטאָשו Dembitzer heeft de kaart op zijn jarenlange
vlucht door Europa bewaard, maar wij weten niet of hij de uitnodiging
heeft aangenomen. Er is ook niets bekend over een contact tussen de twee
schrijvers in latere jaren, bv. toen Dembitzer probeerde een Amerikaans
visum te bemachtigen of gedurende zijn diep ongelukkige jaren in
Amerika. Brieven van Nachmen Mayzel aan Dembitzer zijn niet bewaard. |
Losse nummers (10 €) zijn per e-mail of
telefonisch te bestellen bij het secretariaat - zie de gegevens onder in de
balk. Donateurs van de stichting Jiddisj (vanaf 30 € per jaar) ontvangen Grine Medine zonder verdere kosten thuis. |
|
Laatst bijgewerkt op 16-07-2019 |